Het Gele Huis
![Zundert 4](https://www.simonenarraina.com/wp-content/uploads/2023/06/Zundert-4-768x759.jpg)
![zundert gele huis](https://www.simonenarraina.com/wp-content/uploads/2021/01/zundert-gele-huis-768x591.jpg)
![zundert1](https://www.simonenarraina.com/wp-content/uploads/2023/06/zundert1-768x945.jpg)
![zundert2](https://www.simonenarraina.com/wp-content/uploads/2023/06/zundert2-768x426.jpg)
![Zundert3](https://www.simonenarraina.com/wp-content/uploads/2023/06/Zundert3-768x760.jpg)
Dit verhaal werd geschreven in voorbereiding naar de choreografie “De Tragedie van de Ongeboren Prinses”. Hiermee deed ik mee aan de residentie van Het Gele Huis in Zundert en won ik de derde plaats van paaldanswedstrijd Firelily Open Pole.
Er waren eens een nobele ridder en een prinses. Ze hielden zo veel van elkaar. Ze dachten dat ze voor altijd samen zouden zijn. Want zo gaat dat in sprookjes, als er ware liefde is dan leefden ze nog lang en gelukkig.
Maar de ridder moest weg. Dat zou om allerlei redenen kunnen zijn geweest.
Zeg dat hij op een belangrijke missie moest, om het land te redden. Zeg dat alleen hij een draak kon verslaan. Zeg dat hij een geheim agent was die ineens moest verdwijnen, om haar en zijn eigen leven te redden. Verzin duizend redenen, het feit was dat hij moest gaan.
De prinses sloot zich op in haar toren. Haar toren keek uit over de velden van het land om het kasteel. Zo kon ze de prins terug zien komen.
Dagen en nachten ging voorbij en ze wist zeker, absoluut zeker, dat hij weer voor haar deur zou staan. Ze voelde toch, hoe sterk hun band was. Ze voelde toch, dat zelfs nu hij weg was een onzichtbare lijn hen zo sterk verbond.
Ze hield heel diep van hem en hij van haar.
En toch. Moest hij gaan. Om wat voor reden dan ook. Hij was weg.
De prinses begon niets meer te eten. Haar huid werd bleek en vaal en haar haren werden dor. Haar kleding begon gaten te vertonen. Ze wilde niets anders dan uit haar raam staren, niets missen, hij zou ieder moment terug kunnen komen.
Haar tante, een fee, verzamelde al haar moed en vloog naar haar toe. Daarvoor nam ze de gedaante aan van een roodborstje.
Ze vloog voor de torenkamer van de prinses en maakte een paar salto’s om er zeker van te zijn dat ze de aandacht had. Toen vloog ze binnen.
De prinses draaide zich om en keek naar het roodborstje dat zich ineens in haar torenkamer bevond.
“Hee gekke vogel, kom, ik zal je naar buiten brengen, je hoort niet in deze kamer”, zei ze hardop. Maar voordat ze het beestje kon oppakken veranderde de vogel in de fee.
“Lieverd”, zei de fee. “Oh, dag lieve tante!”, zei de prinses.
Door haar magere gestalte en doffe ogen straalde even een klein beetje blijdschap. Het is toch best leuk om bezoek te hebben. Maar direct herinnerde ze zich dat ze andere taken te doen had. Ze draaide zich om een keek weer uit haar raam.
“Lieve prinses, ik wil even met je praten”.
De prinses knikte, even heel gauw, maar bleef uit haar raam staren.
“De prins komt niet meer terug”.
De prinses draaide zich langzaam om.
Nog nooit had iemand deze woorden zo tegen haar gezegd. Ze was tenslotte een prinses, niemand die haar ooit tegensprak.
“Jawel”, zei de prinses.
“Want wij houden van elkaar”.
“Lief nichtje. Hij komt niet meer terug”.
“Hou op!”, zei de prinses.
“Hou op!”
“En stop met dat lieve lieve lieve!”
“Je bent gemeen!!”
De tante liep naar de prinses toe en pakte haar hand.
“Ik zie je pijn. En ik weet dat jullie diep van elkaar houden. Maar niet altijd kunnen twee mensen bij elkaar zijn, ook al houden ze nog zo diep van elkaar.”
De prinses huilde. De allergrootste pijn die ze vanbinnen voelde brak open. Tranen stroomden. Het was een intens verdriet, zo een die alleen mensen kunnen hebben met diepe liefdespijn.
“Maar waarom dan? Waarom?”, huilde de prinses.
Nu gaf de tante haar een stevige omhelzing. Zo eentje waar je echt even alles in de armen van de ander kan leggen. Waar je helemaal mag krimpen, als een klein fragiel mensje dat anders weg geblazen zou worden door de wind. De prinses huilde nog veel meer. Diepe dikke oprechte tranen.
“Maar waarom dan? Ik voel zijn pijn. Hij is niet gelukkig. Ik voel dat hij niet gelukkig is, daar waar hij ook is.”, zei de prinses.
Met de prinses stevig in haar armen zei de tante:
“Ja hij heeft pijn. Hij is niet gelukkig. Maar weet je nog. Hij moet daar zijn. Niet hier bij jou. Nu mag jij gelukkig zijn en van hem houden. Ook al zijn jullie niet samen. Ook al is hij niet gelukkig. Jij mag gelukkig zijn en nog steeds van hem houden. Maar hij komt niet meer terug”.
De prinses zuchtte, heel, heel diep.
Er viel een grote stilte.
“Ik weet het”, zei ze toen.
Maar het was zo mooi geweest.
Ze maakte zich los van de omhelzing van haar tante en keek met betraande, maar nieuwe ogen haar torenkamer in. Ineens zag ze de dikke lagen stof. De gaten in haar kleding.
Ze keek naar zichzelf in de spiegel. Ze herkende zichzelf niet meer.
Ze keek haar tante aan. Die keek haar aan met veel medeleven, maar ook met een bemoedigende blik.
“Ojee”, kon de prinses alleen maar fluisteren. “Wat is er toch gebeurd?”
Ze had de tijd stil willen zetten, maar ondertussen tikte deze stug door. Het tikte door in de lagen stof die zich konden ophopen. In de motten die maar bleven leven, nieuwe motten maakte, en daarvoor gaten in de kleding aten. Het tikte door in de seizoenen die zich voorbij trokken aan haar raam. Het tikte door in haar haren, die maar bleven groeien en verdorde. Het tikte door in haar huid, die nu brozer en rimpeliger werd.
Wat had ze gedaan?
Nog meer tranen stroomden, maar het was een ander soort verdriet. Ze huilde om wat zij zichzelf had aangedaan. Deze tranen braken iets los. Ze brachten de prinses weer in beweging, als een dam die wordt open gebroken.
Deze tranen gaven haar een lang en uitgebreid bad. De tranen gaven haar fijne nieuwe kleding. Een broek welteverstaan. De tranen brachten haar weer in de stad, waar ze met mensen praatte. De tranen zorgde ervoor dat ze weer haar werk kon doen, mee kon helpen in het bestuur van de stad. Huizen bouwen, beraad plegen, plannen maken. De tranen zorgde ervoor dat ze weer ging dansen, zingen, op haar kop ging staan.
En elke dag zei ze; “Ik hou van jou, ik hou van jou, maar ik heb mijzelf nodig om te leven.”